Merites van het Kastenstelsel

September 21, 2013 No Comments

Het kastenstelsel wordt vaak afgeschilderd als de ultieme horror. Aangeboren ongelijkheid is inderdaad voor ons een onaanvaardbaar aspect, maar dit sluit niet uit dat het systeem ook zijn verdiensten heeft gehad. (Daniélou 1975) wijst er echter op dat het systeem nooit zo lang had kunnen bestaan zonder bepaalde voordelen te hebben, met name:

  1. Elke kaste had een grote mate van autonomie, met een eigen rechterlijke macht, rechten en privileges, en vaak zijn eigen tempels. Inter-kaste zaken werden geregeld op de dorpsraad door consensus, zelfs de laagste kaste had vetorecht.
  2.  Kaste is niet in de eerste plaats een uitgesloten-zijn-van (nl. van huwelijksverkeer met en voorrechten van andere kasten), maar een behoren-tot, een structuur van solidariteit.
  3. Terwijl de Iraanse cultuur en het Centraal-Aziatisch boeddhisme ten onder gegaan zijn na de moslim-overheersing, heeft de hindoe-beschaving stand gehouden door zijn ongrijpbare gedecent­raliseerde structuur. Om deze reden hadden christelijke en islamitische missionarissen het heel moeilijk  om hindoes uit de buurt van hun gemeenschappen te lokken.
  4. Groepen vreem­delingen werden vlot geïntegreerd. In India zijn de joden nooit vervolgd, en vluchtelingen als de zoroastri­ërs (parsi’s) en Syrisch-christenen vonden er een veilig heenkomen.
  5. Het monopolie van sommige kasten op de oorlogvoering zorgde voor een strikt respect voor de burgerbevolking, die buiten alle oorlogshandelingen gehouden werd.
  6.  De scheiding tussen besturende en geestelijke kaste bevorderde de neutraliteit van heersers tegenover sektenwedijver, vandaar een uniek vreedzaam pluralisme op levensbeschouwelijk gebied.

Kastenstelsel is in zijn oorspronkelijke vorm verdeling en codificatie van de maatschappij, die gebaseerd is op de geestelijke verscheidenheid en karmaleer. Deze verdeling is vermeld in Rig Veda.

 

De Rig-Veda beschrijft vier klassen: geleerde brahmanen geboren uit Brahma’s mond, besturende, kshatriya-geboren uit Zijn armen; vaishya ondernemers geboren uit Zijn heupen en Shudra werknemers geboren uit Zijn voeten. Iedereen is een Shudra door geboorte. Jongens worden dwija, tweemaal geboren, of lid van een van de bovenste drie varna na ontvangst van de heilige draad in de ceremonie upanayana of djenew (yajñopavîta)

Onder de kaste hiërarchie zijn de onaanraakbaren, of harijan (letterlijk “Gods volk”), dalits (“onderdrukt”), paraiah (zo’n kaste in Zuid-India). Ze maken ongeveer 16% van de Indiase bevolking, zo veel als de bovenste kasten gecombineerd.

Onaanraakbaarheid heeft zijn oorsprong in overtuiging dat ze door boze geesten omringd worden en stervende stoffen. Mensen die werken met lijken, lichaam afscheidingen of dierenhuiden hadden een aura van gevaar en onzuiverheid, dus ze werden weggehouden van de reguliere samenleving en van heilige leren en ritueel.
Onaanraakbaarheid is onbekend in de Veda’s.

De beroepsbarrières onder Indiase kasten zijn langzaam, onder economische druk, sinds de 19e eeuw vervaagd, maar het sociale onderscheid is meer blijvend. De houdingen ten opzichte van Shudra’s begonnen slechts in de jaren ’30 onder de invloed van het onderwijs van Mahatma Gandhi te veranderen. De dalits (kastelozen) werden door Mahatma Gandhi de Harijans genoemd, wat betekent: “de kinderen van God”. Hoewel de Shudrastatus in 1949 onwettig werd verklaard, is de weerstand tegen verandering sterk, vooral in plattelandsgebieden.

guru

Kaste bestaat in Zuid-Azië ook bij de jains, de sikhs en de boeddhisten, groepen die in de Indiase wetgeving krachtens grondswetsartikel 25.2.b ook onder het stelsel van “Hindu law” vallen (moslims, christenen en parsi’s hebben een aparte wetgeving voor familie- en erfrecht). (Elst 2002) Een jain van de agravâl-jâti trouwt wel met een hindoe agravâl, maar niet met een jain osvâl. Een sikh van de jât-kaste (boer) trouwt met een niet-sikh jât, niet met een sikh arora (handelaar). De Syrische christenen die in de 4de eeuw als vluchtelingen in Kerala aankwamen, werden als een ondernemende (dus hoge) kaste in het stelsel geïntegreerd. Zij kijken neer op bekeerlingen van lage kaste, en er zijn kerken met aparte ingangen voor hoog- en laaggeborenen. Om de integratie van kaste-groepen in de Kerk te vergemak­kelijken, had paus Gregorius XIV (r. 1621-23) toegestaan dat kasten binnen de Kerk hun gescheiden bestaan konden voortzetten. Ook onder Zuid-Aziatische moslims bestaan vormen van kaste-onderscheid.
Bij de Joden bestonden er in de tijd van de Joodse Tempel 2 priesterkasten, de Cohaniem (opperpriesters) en de Levieten (de hulppriesters). Buitenstaanders konden niet toetreden tot deze kasten. Volgens de Joodse traditie zijn de hedendaagse joden met de achternaam Cohen en Levi nakomelingen van deze vroegere kasten.
De stratificatie van de bevolking in de Spaanse koloniën in Amerika wordt eveneens aangeduid met kaste (casta).
In voormalig Mandé bestond ook een kastenstelsel. Dit kan grofweg worden ingedeeld in drie groepen: edelen, smeden en djeli (zangers). Djeli bezongen de grootheid en invloed van heersers en kregen in ruil daarvoor een materiële beloning. Zij konden niet tot een andere kaste toetreden. Edelen en smeden konden door hun gedrag wel tot op zekere hoogte djeli worden.
Verder komt het kastenstelsel ook voor in Nepal, Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh en op Bali (Indonesië). Behalve de dalits worden ook andere groepen erkend als slachtoffer van deze vorm van discriminatie, bijvoorbeeld de Burakugemeenschap in Japan en groepen in Somalië en Jemen.

In de Mahabharata, Bevestigt Yuddhishthira dat varna wordt bepaald door de kwaliteiten van hoofd en hart, niet van iemands geboorte. Krishna leert dat varna wordt bepaald door iemands activiteit (karma) en de kwaliteit (guna). Tot vandaag, is het een onvoltooid debat in hoeverre iemands “kwaliteit” wordt bepaald door erfelijkheid of door milieu-invloeden.

Het kastestelsel heeft de stabielste samenleving in de wereldgeschiedenis opgeleverd. De Indiase communisten sneren wel eens dat “India nooit een revolutie gekend heeft”: in feite een zeer opmerkelijke pres­tatie. Sommigen hebben het stelsel gerelativeerd of hervormd, maar er is nooit een opstand geweest tegen het kastestelsel als zodanig.
Ten slotte is kaste maatschappij de meest stabiele samenleving in de geschiedenis.

 

Bronnen

Beltz, Johannes, 2005: Mahar, Buddhist and Dalit: Religious Conversion and Socio-Political Emancipation, Manohar, Delhi.
Chopra, P.N., 1998: Religions and Communities of India, Vision Books, Delhi.
Clingingsmith, David, and Williamson, Jeffrey G., 2005: India’s De-Industrialization in the 18th and 19th Centuries, Harvard.
Daniélou, Alain, 1975: Les Quatre Sens de la Vie. Structure Sociale de l’Inde Traditionnelle, Buchet-Chastel 1984 (1975).
Dibona, Joseph, 1983: One Teacher, One School, Biblia Impex, Delhi.
Doniger, Wendy, 1991: The Laws of Manu, Penguin.
Elst, Koenraad, 1993: Indigenous Indians: Agastya to Ambedkar, Voice of India, Delhi.
Elst, Koenraad, 2002: Who Is a Hindu?, Voice of India, Delhi.
Ghurye, G.S., 1932: Caste and Race in India; Popular Prakashan reprint, Bombay 1986.
Gopal, Ram, 1959: India of Vedic Kalpasûtras, reprint by Motilal Banarsidass, Delhi 1983.
Hart, George L., 1980: “The theory of reincarnation among the Tamils”, in Wendy Doniger, ed.: Karma and Rebirth in Classical Indian Traditions, Motilal Banarsidass, Delhi 1983 (1980).
Kane, P.V., 1930 sq.: History of Dharmaśâstra, 5 vols., reprint by Bhandarkar Oriental Research Institute, Pune 1990.
Rajshekar, V.T., 1987: Christians and Dalit Liberation, Dalit Sahitya Akademy, Bangalore.


There is no ads to display, Please add some
Total Page Visits: 2532 - Today Page Visits: 1
Tags: , , , , , , , Weblog

Sorry, the comment form is closed at this time.

Copy Protected by Chetan's WP-Copyprotect.